Data op Amerikaanse servers moeilijk toegankelijk in noodsituaties

De wettelijke procedures voor het opvragen van informatie die bij Amerikaanse bedrijven staat opgeslagen, zijn hopeloos verouderd. Daardoor duurt het onnodig lang om informatie op te vragen in noodsituaties. Europese politie- en inlichtingendiensten willen daarom dat bedrijven zoals Twitter, Facebook en Apple sneller kunnen reageren op buitenlandse verzoeken om data.

Aanslagen in Brussel en Parijs

Bij de aanslagen in Parijs zou dit tot problemen hebben geleid, zeggen betrokkenen. IS-aanhangers zouden vlak na Parijs ook een aanslag in Brussel hebben aangekondigd. De Belgische politie kon echter geen informatie opvragen over de accounts van de betrokkenen. Ze wilden de data alleen overhandigen als de verdachte ook zou worden geïnformeerd over het dataverzoek. Het Amerikaanse ministerie van Justitie haalde het betreffende bedrijf uiteindelijk over om de data alsnog te overhandigen aan Belgische opsporingsdiensten.

Alleen medewerking als er Amerikaans belang is

Bij noodsituaties zou basisinformatie van klanten, zoals namen, makkelijker op te vragen moeten zijn. Die informatie is gemakkelijk te achterhalen zonder dat de privacy van de gebruiker in het geding komt, maar het leidt nu wel vaak tot conflicten tussen Europese onderzoekers en Amerikaanse techbedrijven. Alleen als het een Amerikaans belang meespeelt in een zaak, is het gemakkelijk om data op te vragen.

Het is de keerzijde van de discussies die momenteel spelen in de Verenigde Staten. Bedrijven zoals Apple willen klantgegevens niet zomaar afstaan of meewerken aan onderzoeken van de FBI en andere overheidsdiensten. Als iemand bezig is het met plannen van terroristische aanslagen kunnen daarbij mensenlevens op het spel staan. Het is alleen de vraag in hoeverre aanslagpleger gebruik maken van Amerikaanse diensten als Twitter en Facebook, als ze ook weten dat er beter beveiligde alternatieven bestaan.