De cyclus van iOS versie-updates – brengt de iPad hier verandering in? [Achtergrond]
Apple lijkt zich grillig te gedragen waar het aankomt op het uitbrengen van nieuwe en aangepaste producten. Zelden doet het bedrijf een aankondiging vooraf. Toch valt er bij nadere inspectie een heel heldere en constante structuur te ontdekken in de tijdstippen waarop bijvoorbeeld nieuwe versies van iOS verschijnen. Kunnen we uit deze structuur misschien afleiden welke nieuwe versies voor de diverse producten zullen verschijnen, en zo ja: wanneer? En gaat de komst van de iPad verandering brengen in de huidige release-cyclus?
iOS 1.0
iOS 1.0 verscheen met de introductie van de eerste iPhone in 2007 en droeg toen nog de naam iPhone OS. Deze oerversie liet eerste gebruikers versteld staan over de soepelheid van het scrollen, het kunnen geven van een ‘zwiep’ om door lange lijsten te bladeren en de rijke animaties. Van de App Store, die de iPhone omtoverde van smartphone naar software-platform, had op dat moment nog niemand gehoord.
iOS 1.1
Ook de iPod touch, het ‘telefoonloze’ broertje van de iPhone, was op dat moment nog niet aangekondigd. Deze kwam enkele maanden later in september op de markt. De iPod touch werd geleverd met iOS versie 1.1, die ook direct beschikbaar kwam voor de iPhone. Om de iPhone en de iPod touch duidelijker te differentiëren koos Apple ervoor om slechts een beperkte functionaliteit van het besturingssysteem en de applicaties beschikbaar te stellen voor de iPod touch. Pas in januari 2008 kwamen programma’s als Kaarten, Aandelen, Weer en Notities beschikbaar voor de mediaspeler in versie 1.1.3. Vermoedelijk had de aanloop naar de App Store hier een belangrijke hand in. Immers: het is veel eenvoudiger voor ontwikkelaars wanneer beide platforms over dezelfde basisfunctionaliteit beschikken, zeker wanneer een app teruggrijpt op een van deze programma’s.
iOS 2.0
In juli 2008 kwam de iPhone 3G op de markt en dit was ook het eerste toestel dat ruim internationaal geleverd werd. Het was ook het debuut van de iPhone in Nederland. De iPhone 3G werd geleverd met iOS 2.0; bezitters van een eerste generatie iPhone of een iPod touch konden de software-update downloaden. De belangrijkste vernieuwing was de opening van de App Store. Gebruikers van het eerste uur zullen zich de serverproblemen nog herinneren waarmee Apple te kampen kreeg toen het gelijktijdig iOS 2.0 updates, een vernieuwde Mobile Me-website en de App Store lanceerde.
iOS 2.1
De tweede generatie iPod touch zag in september van dat jaar het levenslicht en werd geleverd met iOS 2.1. Firmwareversie 2.1 voerde veel veelal kleine, maar niet onbelangrijke verfijningen door in vrijwel alle programma’s. Ook iPhone-gebruikers konden naar deze versie updaten. In november verscheen nog een 2.2 versie, met wederom een groot aantal verbeteringen, waaronder Streetview in Kaarten en het kunnen downloaden van podcasts in de iTunes Store.
iOS 3.0
Met de komst van de iPhone 3GS in juni 2009 verscheen iOS 3.0. Met name naar de nieuwe functie kopiëren en plakken werd door veel gebruikers reikhalzend uitgekeken. Hoewel Apple twee jaar op zich liet wachten bij het implementeren van deze feature, bleek de gekozen oplossing door vriend en vijand als elegant en intuïtief te worden beschouwd. Vooral wanneer we in acht nemen dat traditionele hulpmiddelen voor deze handeling, zoals toetsenbord en muis, niet aanwezig zijn.
Eigenaren van vorige generaties iPhones en iPod touches konden ook direct met de nieuwe software-update aan de slag.
iOS 3.1
September 2009 bracht de derde generatie iPod touch. Dit model beschikte standaard over iOS versie 3.1, die ook beschikbaar kwam als download voor de iPhone. Deze versie bevatte geen grote veranderingen, maar liet gebruikers van een iPhone bijvoorbeeld video-opnames verknippen. Nieuwe functies waren onder andere de Genius-functie voor apps en ondersteuning voor (betaalde) ringtones. De grootse verbeteringen zaten onder de motorkap en hielden vooral verband met een verbeterde ondersteuning van bedrijfsnetwerken en -servers.
Deze versie zou de laatste zijn voor de eerste generatie iPhone en de eerste iPod touch. Dit is opmerkelijk en lijkt een bewuste strategische keuze van Apple te zijn geweest die niet werd ingegeven door hardwarematige beperkingen, zoals later het geval zou zijn. De eerste iPhone en de iPhone 3G zijn namelijk intern volledig identiek, op de 3G-chip na (die bij de iPhone 3G tevens voor GPS-functionaliteit zorgt). Apple heeft beide iPhones intern ook de nummering 1,1 en 1,2 meegegeven (de iPhone 3GS werd 2,1), wat duidt op grote hardwarematige overeenkomsten.
iOS 3.2
Jaren van speculeren bereikten hun climax met de introductie van de iPad in april 2010. De langverwachte Apple-tablet is in de basis opgebouwd rond dezelfde hardware-achitectuur als de iPhone en iPod touch en draait ook op hetzelfde besturingssysteem. De iPad werd geleverd met iOS versie 3.2. De functionaliteit is grotendeels gelijk aan die van 3.1, maar Apple wist in deze release ook nog specifiek voor de iPad noodzakelijk geachte functionaliteiten te verwerken, zoals het kunnen up- en downloaden van bestanden naar apps via iTunes op de computer (Bestandsdeling) en ondersteuning van Bluetooth-toetsenborden.
Als (bijna) vanzelfsprekend was de iPad in staat om bestaande iPhone-apps te kunnen draaien. Hetzij in een klein venstertje op oorspronkelijke grootte, hetzij in een opgeblazen uitvergrote weergave (x2). Het werd ook mogelijk om apps te ontwikkelen die specifiek van de mogelijkheden van de iPad gebruik maakten en dan met name van het grotere scherm. Een app kan ‘universal‘ zijn en zowel geoptimaliseerd zijn voor iPhone en iPad, als specifiek iPad-only. Een iPad draait dus alle iOS-apps, een iPhone of iPod touch alleen apps die voor deze toestellen zijn ontwikkeld.
iOS 3.2 verscheen alleen voor de iPad en niet voor de iPhone en iPod touch. Bezitters van dergelijke apparaten moesten wachten tot iOS 4.0 voordat ook zij van bovengenoemde nieuwe features gebruik konden maken.
iOS 4.0
In juni 2010 verscheen de iPhone 4, die voorzien was van iOS 4.0. Als voornaamste nieuwe toevoeging mochten iPhone-gebruikers zich verheugen in de ondersteuning van multitasking. Omdat het gelijktijdig draaien van processen veel vergt van het beschikbare geheugen, werd de iPhone 4 voorzien van maar liefst 512 MB RAM. De iPhone 3GS moest het doen met 256 MB, maar dat vond Apple nog steeds acceptabel voor een goede multitasking-performance, zodat deze functionaliteit ook voor dit toestel beschikbaar kwam. De iPhone 3G (en de oorspronkelijke iPhone) beschikten echter over slechts 128 MB RAM en daar trok Apple de lijn. Ondanks dat iOS 4.0 wel beschikbaar werd gemaakt voor de iPhone 3G, werd voor dat model door de te kleine hoeveelheid werkgeheugen door Apple besloten om de multitasking-functionaliteiten niet beschikbaar te maken.
Dit markeerde de eerste keer dat Apple met significante differentiatie binnen het iPhone-/iPod touch-platform te maken kreeg. Immers: een ontwikkelaar kon niet langer uitgaan van eenzelfde basisfunctionaliteit bij alle apparaten. Hoewel de overeenkomsten tussen alle toestellen en iOS-versies nog steeds groter zijn dan de verschillen, en het gros van de apps prima werkt op alle apparaten, verschenen er voor het eerst apps in de App Store die iOS versie 4.0 vereisten (en dus niet draaiden op de eerste iPhone), of die de specifieke verbeterde hardware van de iPhone 3GS of iPhone 4 gebruikte en dus niet op oudere toestellen waren te gebruiken.
iOS 4.0 verscheen niet voor de iPad. Op de nieuwe funcies van deze versie zouden iPad-bezitters moeten wachten tot de universele uitgave van iOS 4.2.
iOS 4.1
iOS versie 4.1 verscheen met de release van de vierde generatie iPod touch in september 2010. De software kwam ook beschikbaar voor andere toestellen, maar de beperkingen zoals hierboven beschreven bleven van kracht.
iOS 4.2
November 2010 verscheen iOS 4.2 voor zowel iPhone, iPod touch als iPad. Met name voor de iPad was dit een belangrijke release, omdat hiermee de features van iOS 4.x beschikbaar kwamen. Met name multitasking werd op de grote tablet met node gemist. Andere nieuwe functies, zoals de ondersteuning van AirPlay voor het verzenden van beeld (in beperkte mate) en geluid naar andere apparaten, kwamen hiermee direct beschikbaar voor alle iOS-devices.
iOS 4.3
Op dit moment wordt er gewerkt aan iOS 4.3, waarvan al diverse betaversies beschikbaar zijn gesteld aan ontwikkelaars. Deze betaversies bevat functies voor de iPad om met vier vingers te kunnen swipen tussen apps. Helaas heeft Apple onlangs aangekondigd dat deze feature niet in de uiteindelijke versie van 4.3 beschikbaar zal komen, en nu slechts aanwezig is om ontwikkelaars het te laten testen met hun software. Vermoedelijk mogen we de functie in iOS 5 begroeten.
iOS 4.3 was tevens de eerste versie van iOS waarvan een x.3 versie verscheen.
iOS releasecyclus
Zoals we uit het bovenstaande verhaal kunnen afleiden, is er een duidelijke cyclus herkenbaar voor wat betreft de lanceerdatums van iPhones, iPod touches en iOS-updates.
- iPhone (juni 2007) 1.0
- iPhone 3G (juli 2008) 2.0
- iPhone 3GS (juni 2009) 3.0
- iPhone 4 (juni 2010) 4.0
- iPod touch 1e generatie (september 2007) 1.1
- iPod touch 2e generatie (september 2008) 2.1
- iPod touch 3e generatie (september 2009) 3.1
- iPod touch 4e generatie (september 2010) 4.1
- iPad (april 2010) 3.2
- iPad eerste iOS update (november 2010) 4.2
Verandert de iPad de iOS releasecyclus?
In het verleden was het dus altijd zo dat ‘marquee features’ (wezenlijk belangrijke nieuwe functies) tegelijk met de lancering van een nieuw model iPhone aan iOS werden toegevoegd, dat daarmee opgehoogd werd naar een volgend versienummer. De iPod touch die vervolgens enkele maanden later op de markt verscheen beschikte altijd over een subset aan features van de iPhone, maar nooit over toegevoegde functionaliteiten. Het was voor de iPod touch dus nooit nodig om een nieuwe hoofdversie van iOS te lanceren.
Met de iPad is dat veranderd. De iPad onderscheidt zich wezenlijk van de iPhone en de iPod touch. Bij de eerste iPad zagen we dat deze verscheen met de hoofdversie van iOS van de iPhone die zo’n 9 maanden eerder aan deze lancering vooraf ging. Hierop ontstond vervolgens de vreemde situatie dat de iPhone 4 die in juni 2010 op de markt kwam over aanzienlijk uitgebreidere functionaliteit beschikte dan de iPad die slechts een paar maanden eerder verscheen: een discrepantie die pas met de release van iOS 4.2 in november 2010 werd opgelost.
De vraag is nu of de komst van de iPad de jaarlijkse release-cyclus van iOS gaat veranderen. Het lijkt mij niet ondenkbaar dat er in de toekomst significante verbeteringen en nieuwe mogelijkheden aan de iPad worden toegevoegd. Mogelijkheden die wellicht dusdanig ingrijpend zijn in de software, dat een nieuwe hoofdversie van iOS op zijn plaats zou zijn. Maar dat zou betekenen dat de release van een nieuwe hoofdversie van iOS vooraf zou gaan aan de introductie van een nieuwe iPhone in de zomer. Dat laatste zou dan de eerste keer zijn dat Apple een nieuwe hoofdversie van iOS niet meer explicitiet koppelt aan de iPhone.
De toekomst zal ons leren hoe Apple hiermee om zal gaan. Wellicht kunnen we er ook uit afleiden welke product de absolute prioriteit heeft. Mocht de tabletmarkt concurrerender worden, dan zal de noodzaak om nieuwe features in de iPad te laten debuteren groter worden en ligt het voor de hand dat de iPad de leidende hand zal krijgen voor wat betreft iOS-releases. Rekening houdend met de timing van de iPad- en iPhone-lanceringen in het jaar (april respectievelijk juni) lijkt dit ook logisch. Aan de andere kant is de markt voor smartphones nog steeds vele malen groter en het aantal spelers op die markt is navenant concurrerender. De kans dat Apple de iPhone blijft beschouwen als middelpunt van de iOS-productlijn is dus zeker ook aanwezig, met in zijn kielzog de jaarlijkse grote iOS-update bij de introductie in juni.
Dit is een gastbijdrage van Jorg Kennis. De auteur is op Twitter te vinden als @JorgK.
Taalfout gezien of andere suggestie hoe we dit artikel kunnen verbeteren? Laat het ons weten!
Reacties: 57 reacties