iPhone zou in 1991 miljoenen hebben gekost

Techniek ontwikkelt zich snel en flatscreen-tv’s die een paar jaar geleden nog duizenden euros kostten, staan nu voor een paar honderd euro in de winkel. Een harddisk met een opslagcapaciteit van 1 terabyte was een paar jaar geleden nog ondenkbaar. Stel dat Apple in 1991 al de iPhone op de markt had willen brengen, hoe duur zou het toestel dan zijn geweest? Bret Swanson van de website Tech Policy Daily probeerde het uit te rekenen en kwam op meer dan 3 miljoen dollar. En dan zijn nog niet eens alle onderdelen meegenomen.

Swanson vergeleek de componenten van vandaag met die van ruim twintig jaar geleden. Een chip zoals de A7, die 20.500 miljoen instructies per seconde kan verwerken, zou in 1991 maar liefst $620.000 hebben gekost. Flashgeheugen was in 1991 ook behoorlijk duur: voor een toestel van 32GB zou je 1,44 miljoen dollar aan flashgeheugen kwijt zijn geweest. Maar het duurste zijn de onderdelen die zorgen voor de mobiele dataverbinding: dat zou in 1991 $1,5 miljoen hebben gekost.

Tegelijk is de berekening eigenlijk heel willekeurig. In 1991 waren bepaalde technologieën nog helemaal niet beschikbaar. Denk bijvoorbeeld aan Touch ID, de M7-processor en touchscreens. In werkelijkheid had Apple in 1991 nooit een iPhone kunnen ontwikkelen.

Waarom 1991? Dat heeft te maken met een Radioshack-advertentie die onlangs boven water kwam. Alles wat er in de advertentie te zien was, is nu in de iPhone te vinden.